Annemarie van Prooijen en Noa Eyl hebben na het – wegens ziekte en het bereiken van een hoge leeftijd  – plotselinge vertrek van Herr Schaefer inmiddels elk hun eigen plek gekregen in de Gypsy Academy. Dit tot volle tevredenheid van de jongste generatie Suzuki violisten.

Annemarie van Prooijen

Toen ze 7 jaar was begon Annemarie – net als haar grote zus Janneke, juffie Stienekes eerste leerling die naar het Conservatorium ging – met Suzuki vioolles. Annemarie won op jonge leeftijd prijzen bij oa. de Maassluisse Muziekweken en de Iordens Viooldagen. In 2011 debuteerde Annemarie in de kleine zaal van het Concertgebouw. Met orkest soleerde zij in vioolconcerten van Sibelius, Vivaldi en…. het dubbelconcert van Bach. In juni dit jaar speelt ze Bach a moll met orkest. Annemarie werd toen ze 8 jaar was toegelaten tot de Jong Talentenklas van het Koninklijk Conservatorium in Den Haag, waar zij – net als haar zus en vele andere leerlingen van Stieneke – zes jaar les had bij Qui van Woerdekom. Aan het Utrechts Conservatorium haalde ze haar Bachelor (cum laude) en Master diploma. Al van jongs af aan leerde Annemarie van huis uit allerlei soorten volksmuziek, waarin ze zeer ervaren is.
Annemarie assisteert al vanaf 14-jarige leeftijd in de lespraktijk van juffie Stieneke. Op dit moment geeft ze les in Den Haag en Goudaen speelt met verschillende ensembles op diverse podia.

 

Noa Eyl

 

Ik ben Noa Eyl en ben begonnen met viool spelen op mijn vijfde jaar. Mijn wens om violist te worden was al duidelijk toen ik 2 was, alleen was het moeilijk voor mijn moeder een muziekschool te vinden die zo’n kleintje vioolles wou geven. Via via kreeg ze als een “Gods zegen” het telefoon nummer van Coosje Wijzenbeek.

Onder de vleugels van Coosje heb ik 13 jaar lang bijna alles geleerd wat een professionele musicus moet leren. Al vroeg speelde ik mee met het strijkersensemble de Fancy Fiddlers waarin alle leerlingen van Coosje speelden. Het geweldige hieraan is dat de oudere vioolstudenten een grote inspirerende rol hadden voor de aller kleinsten. Zo leerde we niet alleen van Coosje viool spelen, maar ook van elkaar.
Het was dan ook prachtig dat ook ik uiteindelijk bij de “groten” hoorde en zelf het ensemble een aantal jaren heb mogen aanvoeren.Daarnaast heb ik veel kamermuziek gespeeld en zowel als solist als met de kamermuziek verschillende concoursen gewonnen waaronder twee maal  het Prinses Christina concours en het International Charles Hennen concours.

Na mijn studie bij Coosje ben ik doorgestroomd naar het Conservatorium van Den Haag.
Hier ging ik studeren bij Jaring Walta. Dit bleek een veel te conservatieve richting voor mij, waarin alle vrijheid tot interpretatie mij werd ontnomen. Het viel mij op dat alle leerlingen met dezelfde vingerzettingen en dezelfde streken speelden, waardoor alle leerlingen op dezelfde manier spelen. Dit was voor velen juist een steun maar ik was daar (dat bleek) te individualistisch voor.
Ook trok mij de kunst van het improviseren mij erg aan, en was ik dan ook vaak meer op de jazz afdeling te vinden dan in de klassieke viool wandelgangen. Dit tot ongenoegen van Jaring en directie waardoor ik heb besloten mijn studie te beindigen.

Na een jaar op zoek te zijn gegaan naar een geschikte docent bleek voor mij dat wat ik zocht ik toch echt mezelf moest aanleren. Dit veranderde even toen ik hoorde dat een oud leerling van Stieneke  Jeffrey Bruinsmajazz vioolles gaf op het conservatorium van Amsterdam.
Ik deed auditie, en bij de auditie vroeg de commissie grappig genoeg aan mij; Waarom ga jij niet klassiek viool studeren? Ik heb uiteindelijk een jaar les gehad van Jeffrey en hij heeft velen deuren voor mij geopend binnen de kunst van het improviseren. Wat daar tegenover stond is dat ik alleen maar jazz mocht spelen en mijn klassieke “gewoontes” moest afleren.

Maar ik wou violist worden omdat ik de vioolklank zo mooi vond en die een weerspiegeling was van wat ik voelde en wat ik wou communiceren. Op de jazz opleiding moest ik meer klinken als een trompet, of als een saxofoonist. Spelen zonder vibrato en met weinig stok en altijd maar met microfoon omdat de percussie altijd zo hard speelde. Dus bleek voor mij na een jaar dat ik weer op eigen houtje verder moest. Ik ben terug gegaan naar de klassieke muziek om de nuance weer terug te krijgen en heb lessen gevolgd bij Benzion Shamir.

Verder speelde ik in verschillende ensembles en orkesten, en ook speelde ik in veel volksmuziekensembles om geld te verdienen. De volksmuziek heeft me altijd erg getrokken omdat dit voor mij de ideale middenweg is tussen de klassieke muziek en jazz.
Hier hoefde ik me niet te houden aan orthodoxe regels maar eerder putten uit tradities, en kreeg ik echt de vrijheid te zeggen wat ik wou. Daardoor is er een nieuwe wereld voor mij open gegaan, en ben ik eindelijk grenzeloos muziek gaan maken.

Inmiddels zou ik mezelf meer willen omschrijven als autonoom kunstenaar, waarin de viool echt het instrument is geworden dat mijn klank en mijn manier van muziek interpretatie kan weerspiegelen.
Ik ben het NMF – het Nederlands Muziekinstrumenten Fonds – en iedereen die mij daarin heeft gesteund enorm dankbaar, omdat er altijd het vertrouwen is geweest dat wat ik wou net zoveel waard was als het willen spelen in het Concertgebouw Orkest.
Tegenwoordig speel ik in verschillende volksensembles, een salonorkest, heb ik een jazz combo en werk ik veel binnen de kleinkunst. Ook speel ik nog altijd klassiek repertoire, maar nooit op de manier zoals je die zou kunnen horen op de talloze opnames – nee, op mijn manier. Ik hoop u te ontmoeten bij één van mijn optredens en graag hoor ik of ik ook u heb kunnen raken met mijn vioolspel?