VAN SINT MAARTEN NAAR DE ZOMER

De wintermaanden lijken vol tegenstellingen. Koud, donker, kale natuur buiten tegenover warmte, licht en gezelligheid binnen. Afscheid van het oude jaar en verwelkoming van een nieuw begin. In het Vioolhuis van juffie Stieneke leven we binnen mee met de seizoenen, op de jaartafel in de leskamer.

Sint Maarten
Op 11 november, 40 dagen voor Kerstmis, vieren we de feestdag van Sint Maarten, de ridder die de helft van zijn warme mantel aan een arme bedelaar gaf. Het feest van Sint Maarten is een feest van offerbereidheid, goedheid en medeleven. De kinderen gaan met lantaarntjes zingend langs de huizen en worden getrakteerd. Sint Maarten is ook het eerste feest met lichtjes op weg naar het kerstfeest.
Op Sint Maarten lopen de kinderen die dat willen met ‘lantarentjes’ van knolrapen  gezamelijk zingend langs de deuren in de avondschemering. De  ouders en kinderen hollen een onder de aarde gegroeide knol uit. Nu het buiten steeds korter licht wordt komt een heel klein lichtje in die donkere knol. Vanaf Sint Maarten komt er steeds meer licht, uiteindelijk op Kerstavond is er een hele boom vol licht, op het moment dat de duisternis het diepst is: 3 dagen na de winterzonnewende….

Advent
De adventstijd begint op de vierde zondag voor Kerstmis. De naam is afgeleid van het Latijnse ‘adventus’, dat ‘komst’ betekent. Het is de komst van het licht op aarde, waaraan de adventstijd vooraf gaat. We zijn op weg naar de langste nacht. De herfst gaat over in de winter. Niet voor niets hebben we het over de ‘donkere dagen voor kerst’.
In de adventperiode  brandt de ster  die de herders en Koningen naar de stal van Bethlehem zal leiden en steken we elke zondag een kaars meer in de adventskrans aan. Dit groeiende kaarslicht staat symbool voor het innerlijke licht dat het aardedonker kan overwinnen. Met de geboorte van het kerstkind is dit innerlijke licht gekomen om te groeien in mensen.

Kerstmis
De tijd voor Kerstmis is een louteringstijd, daarna kunnen we de geboorte van het kerstkind op aarde ervaren. Dit wordt naar oud gebruik gevierd in de nacht van 24 op 25 december: Stille Nacht.
Kerstmis is het verhaal zoals dat verteld wordt in het evangelie van Lucas. Maria en Jozef zijn op weg van Nazareth naar Bethlehem, waar het kind geboren wordt in een eenvoudige stal.  Aan de herders die op het veld de wacht hielden over hun schapen verscheen een engelenkoor dat zong. Een ster wees hen vervolgens de weg naar de stal, waar zij het kind vonden, in doeken gewikkeld, liggend in een kribbe, omgeven door een hemels licht.

Dertien heilige nachten
In de kerstnacht van 24 op 25 december beginnen de dertien heilige nachten. Nieuwjaar valt precies in het midden van deze periode. Ze verbinden het oude jaar met het nieuwe en het kerstfeest met het feest van Driekoningen. Traditioneel werd aan deze heilige nachten een bijzondere betekenis toegekend. Eeuwenlang werden in de boerenhuizen in de Alpen de stallen en schuren uitgerookt met wierook of brandende jeneverbestakken, om de boerderij te zuiveren van ‘kwade krachten’ die zich daar hadden verzameld in het afgelopen jaar. Ook werd veel betekenis toegekend aan bijzondere dromen en ontmoetingen in deze periode. Zij zouden iets kunnen zeggen over wat ons in het nieuwe jaar te wachten stond.

Ook nu kunnen we de dertien heilige nachten zien als een periode van rust en bezinning, om terug te kijken op het jaar dat achter ons ligt en de innerlijke kracht te verzamelen om optimistisch aan een nieuw jaar te beginnen. Tegenwoordig is het vaak de gewoonte dit te beperken tot oudejaarsavond, wanneer we  terugkijken op het oude jaar en goede voornemens maken, toosten op een voorspoedig nieuwjaar

Driekoningen
Het verhaal van de wijzen uit het oosten, ofwel drie koningen, is afkomstig uit het evangelie van Mattheus. Drie koningen zien een bijzondere ster: de aankondiging van de geboorte van een nieuwe koning. Ze gaan de ster achterna en nemen ook een cadeau mee voor Jezus: Melchior schenkt het goud dat symbool is voor wijsheid, Balthasar schenkt wierook, symbool voor het gebed en Caspar schenkt mirre, symbool voor onsterfelijkheid. Er zijn nog meer betekenissen voor deze drie gaven. De dag van Driekoningen, 6 januari, is ook de dag dat Johannes de Doper dertig jaar later Jezus doopte. De neerdalende duif is het beeld dat gebruikt wordt voor deze gebeurtenis. In Oost Europa is 6 januari zelfs de datum voor het kerstfeest.

Van advent tot driekoningen op de seizoenstafel
In deze periode verandert er veel op de seizoenstafel: van herfst naar winter naar voorjaar. De eerste adventzondag verdwijnen de  herfsttaferelen  – de bomen zijn nu kaal. In de adventstijd zien we iets van het ontstaan van de wereld en de mensheid. De  kerststal is in de eerste week nog leeg, Maria en Jozef gaan op weg naar die stal –  alleen stenen zijn aanwezig, zoals in het begin van het ontstaan van de aarde. In de tweede week komen daar de planten bij, in de derde week de dieren en pas in de vierde week verschijnen de mensen (Maria en Jozef). Op de laatste lesdag voor de kerstvakantie wordt het kindje Jezus toegevoegd.
Het bij kinderen zo geliefde stalletje staat er na de vakantie in de Driekoningentijd nog een tijdje. De herders hoeden hun schapen weer. De koningen zijn nu op bezoek in de stal: Balthasar is de oudste, Melchior is de middelste heeft een rode mantel en Kaspar is de donkere koning met een groene mantel.
Na de adventsperiode, het kerstfeest en driekoningen verandert de tafel in een wintertafel, met koele tinten en een tafereel zoals Koning Winter, Olle op ski’s. Aan het einde van de winter maakt Vrouwtje Dooi de overgang naar de lente.

Maria Lichtmis 
Op 2 februari is wordt in Europa Maria Lichtmis gevierd: het feest van het sterker wordende daglicht. Met Maria Lichtmis wordt in de christelijke cultuur het verhaal uit het Lucas evangelie herdacht. Volgens de joodse traditie moest een vrouw veertig dagen na de geboorte van haar kind een reinigingsoffer brengen in de tempel. Voor Maria was die dag op 2 februari, 40 dagen na de geboorte van haar zoon Jezus. Samen met Jozef bracht zij Jezus naar Jeruzalem om hem aan te bieden aan God. In de rooms-katholieke kerk is het gebruikelijk dat op deze dag, vóór de mis, alle kaarsen voor het komende jaar worden gewijd: er wordt een ‘lichtmis’ gehouden.

Maria Lichtmis is het laatste lichtfeest. Op 11 november, 40 dagen voor kerstmis, vierden we het eerste lichtfeest Sint Maarten, waarbij we het lichtje in de knol ontsteken. Maria Lichtmis vieren we 40 dagen ná kerstmis. De periode tussen 25 december en 6 januari wordt ook wel ‘kleine kersttijd’ genoemd en de periode van twee maal 40 dagen ‘grote kersttijd’. Met dit laatste winterfeest blaast Maria het lichtje uit.
Het is een oud gebruik om op 2 februari de overgebleven kaarsen ‘s morgens naar buiten te brengen en ze in de aarde, tussen de planten te zetten. Binnen zijn ze niet meer nodig. Vaak zitten we rond dezelfde periode ook weer zonder licht aan het ontbijt. De zon wint aan kracht en de dagen worden voelbaar langer. Maria Lichtmis is een afsluiting maar ook een begin. In vroegere tijden werden rond deze tijd de contracten afgesloten met de landarbeiders: het begin van een nieuw oogstjaar. Het voorjaar ontwaakt langzaam, de natuur komt weer tot leven, rond dit thema worden al van oudsher in alle culturen feesten gevierd en verhalen verteld. Het symbool daarbij is een vrouwenfiguur zoals Demeter (Griekse mythologie), Freija (Germaanse cultuur), Isis (Egypte), Vrouw Holle (sprookjes) en Moeder Aarde met haar wortelkinderen op de lente jaartafel.

PASEN De paashaas en zijn eieren 
Drie symbolen spelen steeds weer een rol in de verschillende paasvieringen. Het ei, de haas en het lam. Het ei staat in alle culturen voor het nieuwe leven dat door de schaal heen breekt. De haas staat in veel culturen voor wijsheid en vruchtbaarheid en is vaak ook een vreugdebode die redding brengt. Het dartelende lam is eveneens symbool voor nieuw leven, maar herinnert tegelijkertijd aan de offerlammen die voor het joodse paasfeest in de voorhof van de tempel in Jeruzalem werden geslacht.

Met Pasen laten veel ouders hun kinderen zoeken naar beschilderde eieren die verstopt zijn door de paashaas. Maar er zijn (en waren) ook allerlei andere ei-gebruiken. Zo schenkt men elkaar in de Balkan in de Paastijd versierde en beschilderde eieren voor een goed leven. Ook herbergiers gaven elkaar eieren cadeau, zoals in het Vlaamse dorpje Broechem. Ze gaven elkaar drie eieren per persoon. Hiervan komt ook de spreuk: één ei is geen ei, twee ei is een ei, drie ei een paasei (zie ook het lied ‘Ei koer ei’).

De eerste verhalen over de paashaas komen uit Duitsland. Rond 1700 introduceerden Duitse emigranten het verhaal van de paashaas in de Amerikaanse cultuur. De symbolen van haas en ei hebben ook een dieperliggende onderlinge betekenis. Eieren zijn het symbool voor het nieuwe leven dat ontstaat uit iets wat ogenschijnlijk dood is. Uit de harde schil komt een zacht levend donzen kuikentje. Een mens kan zich ontwikkelen en nieuwe niet vermoede krachten ontdekken. De haas vertegenwoordigt ons hoger bewustzijn, ons ‘hoger ik’. De haas is vruchtbaar en onzelfzuchtig. Achtervolgd door jachthonden zal een uitgeputte haas vervangen worden: een andere haas neemt zijn plaats in. De haas heeft geen hol, maar een leger. Veel vogels maken gebruik van de hazenlegers om hier een nest van te maken en eieren uit te broeden. Zie hier de verbinding: de haas die de eieren verstopt.

Palmpasenfeest
Op veel plaatsen viert men Palmpasen. De kinderen lopen met hun palmpaasstok zingend door de kerk of naar een bejaardenhuis, wat helemaal in overeenstemming is met het oude gebruik om je palmpaasstok na afloop van de optocht aan een zieke of bejaarde te brengen.
De palmpaasstok is een herinnering aan Jezus’ intocht in Jeruzalem en een symbool voor het ontluiken van de natuur. De stok wordt versierd met crêpepapier. Bovenop de stok komt een broodhaantje. Aan het kruis komen stroken crêpepapier en gedroogde vruchten te hangen, zoals rozijnen, pruimen en abrikozen. Aan de stok wordt een takje buxus bevestigd.

De stok staat voor het kruis waaraan Jezus stierf, maar ook voor de levensboom die altijd weer schaduw en vruchten schenkt. De buxus die altijd groen blijft, staat voor het eeuwige leven, voor de hoop die ons met de opstanding wordt gegeven en voor de nieuwe lente. Het haantje staat voor het wekken van het nieuwe voorjaar, maar ook voor het verraad dat Jezus overkwam. De gedroogde vruchten staan voor de zon (ook een oud symbool voor de Christus) en de vrucht die hij voortbrengt.

Zie hier, een eenvoudig voorwerp dat vele betekenissen in zich draagt. Wie  meeloopt in de palmpasentocht is vrij om te kiezen welke betekenis hem of haar aanspreekt. De een haalt inspiratie uit het christendom, de ander uit de natuur.

Pinksteren
Over de apostelen die wat ontredderd achterbleven na de kruisiging  verhaalt de bijbel dat zij 50 dagen na Pasen in tongen gingen spreken; ze werden verstaanbaar  voor alle volken. Het christendom werd een religie. Het christendom heeft het principe van het in verbinding staan met de geestelijke wereld, geromantiseerd. Zo ontstond het beeld van de geestelijke wereld die een huwelijkse verbinding aan gaat met het aardse, de verbinding van het licht met het donker. De kleuters vieren daarom dat ze pinksterbruid en bruidegom zijn. In de tijd van grootmoeders kastje, werden alle snoep en chocolade papiertjes en frutseltjes daarin bewaard. Tegen de tijd dat het Pinksteren was, werden de jongens en meisjes daarmee versierd. De kleuters worden versierd met kransen van verse bloemen op het hoofd.

Tijdens de drie Pinksterdagen vindt al 23 jaar de Haagse Pinksterworkshop plaats.

Sint JanHet midzomerfeest van Sint Jan wordt altijd gevierd op een vrijdag rond 24 juni – 3 dagen na de langste dag of kortste nacht. Het markeert het begin van de zomer.

Johannes de Doper
De geboortedag van Johannes de Doper is 24 juni en de dag van Sint Jan geworden. Johannes was degene die de mensen opriep om tot inkeer te komen en hun houding te veranderen, omdat de komst van Christus nabij was. Hij doopte de mensen door onderdompeling in het water van de Jordaan. Verwijzend naar de komst van Christus sprak hij: ‘Hij moet groeien, ik moet afnemen.’Op 24 juni is de zon net voorbij zijn hoogste punt en alweer aan het afnemen. Sint Jan wordt dan ook gezien als het begin van een nieuwe periode in het jaar.

Uitbundige natuur en midzomernachtfeesten 
‘Met Sint Jan draait het blad zich om’ is een oud gezegde. Sint Jan markeert ook in de natuur een overgangsperiode. De natuur staat nu in volle bloei: de bomen staan vol in blad, bloemknoppen zijn opengesprongen, de eerste vruchten kunnen we plukken. In het dierenrijk is tal van nieuw leven: lammetjes, eendjes, veulens, kalfjes en geitjes. We worden wakker met vrolijk vogelgekwetter en gaan slapen met het gezoem van insecten. De warme temperatuur en het avondlicht laten ons genieten van zwoele zomerse avonden.  Dan nadert de Midzomernacht, de nacht van 21 op 22 juni. De zon staat hoog aan de hemel en bereidt zich voor op de terugtocht. Nog één korte, lichte nacht en het keerpunt is gekomen.

Dit alles roept op tot een uitbundig feest in de buitenlucht. Ook in oude, heidense culturen werd rond 21 juni een feest gevierd, het midzomerfeest. Dan braken in de natuur alle magische krachten los. In de oude Keltische culturen probeerden de druïden tijdens het zogenoemde ‘zomerzonnewendefeest’ iets van de wijsheid van de goden in zich op te nemen.
Sint Jansdag was vroeger een algemeen erkende en goed onderhouden feestdag. De avond ervoor werden ‘Sint Jansplanten’ gerooid : Sint Janskruid, Artemisa, Verbene, Calcarie, Bijvoet, IJserkruid, Ridderspoor, allemaal planten met een bijzondere kracht. Hiervan werden Sint Janskronen gevlochten en boven de huisdeuren gehangen, als machtige tover- en liefdesmiddelen.
Vooral het Sint Janskruid (Jaag-de-duivel-kruid) zou boze geesten verdrijven. Het zou behoeden tegen branden en allerlei kwalen. Als je het plukte voor zonsopgang beschermde het tegen de bliksem. Wanneer je een takje in je schoen legt, kun je de volgende dag de dierentaal spreken.
Ook waren er tal van andere gebruiken en gedachten. In de Sint Jansnacht moest de wichelroede gesneden worden en mocht de schipper niet uitvaren. De asperge mag na Sint Jan niet meer gestoken en de rabarber niet meer geplukt.

Sint Jansvuren 
Op talloze plaatsen in Europa worden nog steeds op 24 juni Sint Jansvuren ontstoken. Dit gebruik stamt uit voorchristelijke tijden. Mensen kenden aan het vuur een reinigende werking toe en ook de boze geesten konden erdoor worden verjaagd. Sprong je door de vlammen van het vuur, dan was dat om ongeluk en ziekten te overwinnen voor het komende jaar.

Om het Sint Jansvuur te ontsteken was haardvuur niet rein genoeg. De mensen maakten vlammen door het wrijven van hout of het slaan op stenen. Acht dagen voor Sint Jan brandde men in Vlaanderen grote bossen stro langs de straten, zodat de paarden geen koliek zouden krijgen. Houtskool van het Sint Jansvuur werd bewaard als middel tegen brand.
De attentie van de kinderen om nieuwe dingen in het hoofd te stampen neemt af – ze willen buiten spelen! Daarom geef ik vanaf Sint Johannes al jaren geen les meer…. Ze hebben genoeg geleerd, en we gaan er vanaf de eerste schooldag direct weer tegenaan!

Op de seizoenstafel  zijn zomerse taferelen te zien. Na de grote vakantie schelpen uit andere landen.